De kinderen van het kinderdagverblijf zijn buiten aan het spelen. Er wordt geschommeld, gegleden, geklauterd en gefietst. Eén van de kinderen springt steeds van een klein heuveltje af, zegt daarbij dat ie vliegt en maakt vervolgens een soort van ninjarol. Ik vraag aan hem waar hij heen vliegt. “Overal” roept hij enthousiast. “Ik wil ook wel naar ‘Overal’”, zeg ik en ik spreid mijn armen uit en samen ‘vliegen’ we door de tuin. Daarbij ontwijken wij alle hindernissen en benoemen we alles wat we onderweg tegenkomen.
De vlinder
Plots vliegt er een vlindertje voorbij. “Hallo vlinder, waar vlieg jij naar toe?” vragen we aan de vlinder. We wachten het antwoord niet af, maar ‘vliegen’ er rustig achteraan. De vlinder gaat op één van de bloemen van de vlinderstruik zitten. Wij stoppen ook met vliegen en gaan de vlinder eens van dichtbij bekijken. Zodra ik op mijn hurken ga zitten om samen met het jongetje de vlinder eens goed te kunnen bekijken, komen er steeds meer kinderen aangelopen om te kijken wat wij aan het doen zijn. We praten over wat de vlinder op de bloem aan het doen is en zien dat de vlinder een beschadigde vleugel heeft. “Oh oh, de vlinder heeft een kapotte vleugel” zegt een van de kinderen. “Heeft ie nou pijn?” vraagt een ander kind.
Ik kijk de kinderen aan en vraag of ze denken dat de vlinder pijn heeft door de kapotte vleugel. “Nou als ik een kapotte vleugel zou hebben dan zou ik wel pijn hebben”, “Ja de vlinder heeft pijn!” en “Ik denk van wel” antwoorden de kinderen enthousiast. Andere kinderen zeggen dat ze het zielig vinden voor de vlinder en vragen of we de vlinder niet kunnen helpen. “Denken jullie dat we de vlinder kunnen helpen?” vraag ik, waarop ik een volmondig ja en geknik van de kinderen terug krijg. “Hoe zouden we de vlinder dan kunnen helpen?” vraag ik, terwijl ik de kinderen één voor één aankijk. Ik krijg vragende blikken en opgetrokken schouders.
De dokterhelikopter
Precies op dat moment vliegt er een traumahelikopter over. De kinderen zijn afgeleid door het geluid van de helikopter en kijken naar de lucht. “Hé, dat is de dokterhelikopter!” roept één van de kinderen. “Een dokterhelikopter?” vraag ik met een glimlach op mijn gezicht. Ik vind dat namelijk echt een fantastische benaming. “Ja, daar zitten dokters in en die gaan mensen redden!”. “Oh, zouden die dan ook de vlinder kunnen helpen denken jullie? “
“Dokterhelikopter, kom hier! De vlinder heeft je nodig” roept één van de kinderen naar de helikopter. We zwaaien druk met zijn allen naar de overvliegende helikopter maar die raakt steeds meer buiten beeld.
Als we teruggaan naar de bloem waar de vlinder op zat, blijkt deze ook te zijn weggevlogen. In plaats daarvan zit er nu een bijtje op de bloem. “Gelukkig kon de vlinder met de kapotte vleugel toch nog vliegen hè juf, want hij ligt niet op de grond!”
“Dag vlinder met je kapotte vleugel! Tot de volgende keer!”